Hoe werkt het afspie­gelings­beginsel?
Home 9 Bedrijfs­economisch ontslag 9 Hoe werkt het afspie­gelings­beginsel?

De ontslagen moeten zoveel mogelijk over de leeftijdscategorieën worden verdeeld in de verhouding tot de bestaande personeelsopbouw. Vervolgens moet binnen een bepaalde leeftijdscategorie waar een ontslag hoort te vallen, de werknemer met het kortste dienstverband het eerst te worden ontslagen. UWV toetst dus of de werkgever de juist stappen heeft gezet. Toepassing van het afspiegelingsbeginsel kan aardig wat rekenwerk met zich meebrengen. Een voorbeeld kan dit verduidelijken.

Binnen een schildersbedrijf zijn 26 werknemers werkzaam in de functie van schilder (dit is dus een uitwisselbare functie). Door het teruglopen van omzet moet er een noodzakelijke krimp plaatsvinden van 9 arbeidsplaatsen. Om te bepalen wie er van de werknemers als eerste voor ontslag moet worden voorgedragen, moet er allereerst gekeken worden naar de regels over de rangorde van werknemers.

Onder de 26 schilders bevindt zich één uitzendkracht (groep 1). Er zijn geen werknemers die de AOW-leeftijd hebben bereikt (groep 2). Er zijn twee oproepkrachten met een nulurencontract (groep 3). Er is één werknemer waarvan het tijdelijke contract over vier maanden afloopt (groep 4) en de rest heeft van de werknemers een een contract voor onbepaalde tijd (groep 5).

De werkgever zal dus eerst afscheid moeten nemen van de uitzendkracht. Ook de twee oproepkrachten en de werknemer met het tijdelijke contract dat over vier maanden afloopt moeten vertrekken. Vervolgens is de vraag welke vijf werknemers er moeten vertrekken uit groep 5 (de werknemers met een contract voor onbepaalde tijd). Hiervoor moet het afspiegelingsbeginsel worden toegepast. Alle schilders die bij de werkgever in dienst zijn (dus inclusief de twee oproepkrachten en de werknemer met het kortdurende tijdelijke contract) worden ingedeeld in de vijf leeftijdsgroepen. Dat ziet er zo uit:

Stap 1: Indelen in leeftijdsgroepen

15-24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar ≥ 55 jaar totaal
3 7 4 5 6 25

Allereerst moet nu bepaald worden hoeveel elke leeftijdscategorie moet inkrimpen. Er moet in totaal nog een krimp bereikt worden van 8 arbeidsplaatsen (met het vertrek van de uitzendkracht is er namelijk al een krimp van 1 arbeidsplaats gerealiseerd). Om de krimp per leeftijdscategorie te berekenen wordt het krimppercentage (8/25) vermenigvuldigd met het aantal werknemers in elke leeftijdscategorie. Bij de uitkomst per leeftijdsgroep moet dan eerst gekeken worden naar de getallen voor de komma:

Stap 2: Aantal ontslagen per leeftijdsgroep vaststellen

15-24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar ≥ 55 jaar totaal
3 x 8/25 = 0,96 7 x 8/25 = 2,24 4 x 8/25 = 1,28 5 x 8/25 = 1,6 6 x 8/25 = 1,92

Als alleen gekeken zou worden naar de getallen voor de komma, levert dit een krimp op van 5 werknemers:

15-24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar ≥ 55 jaar totaal
2 1 1 1 5

Om tot een krimp van 8 werknemers te komen moet er volgens gekeken worden naar de cijfers achter de komma waarbij als eerste de leeftijdsgroep met het hoogste getal achter de komma een werknemer voor ontslag moet leveren. Dit is de leeftijdscategorie 15-24 jaar (,96). Daarna de leeftijdsgroep 55 jaar en ouder (,92) en tot slot de categorie 45-54 jaar (,60). De definitieve verdeling van de krimp van 8 medewerkers ziet er dan als volgt uit:

15-24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar ≥ 55 jaar totaal
1 2 1 2 2 8

De twee oproepkrachten vallen in de leeftijdscategorie 25-34 jaar. De werknemer met het tijdelijke contract dat over vier maanden afloopt valt in de leeftijdscategorie 45-54 jaar. Er zal dus een ontslagvergunning moeten worden aangevraagd voor de werknemers in de volgende leeftijdsgroepen:

15-24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar ≥ 55 jaar totaal
1 1 1 2 5

Stap 3: Per leeftijdsgroep, kortste dienstverband eerst

Binnen elke leeftijdscategorie moet vervolgens de werknemer met het kortste dienstverband het eerst worden ontslagen. Soms kunnen werkgevers echter afwijken van het afspiegelingsbeginsel.