Transitievergoeding en vaststellingsovereenkomst

21 jan 2016

Onder de WWZ hebben werknemers bij opzegging of ontbinding van hun arbeidsovereenkomst vanaf de duur van het dienstverband van 2 jaar (in de meeste gevallen) recht op een transitievergoeding. Veelal vindt echter niet een opzegging of ontbinding van de arbeidsovereenkomst plaats, maar komen partijen het ontslag overeen. Dit ontslag met wederzijds goedvinden moet dan schriftelijk worden vastgelegd in een beëindiging- of vaststellingsovereenkomst. In zo’n geval heeft werknemer geen recht op een transitievergoeding, dus ook niet indien het dienstverband 2 jaar of langer heeft geduurd.

Onderhandelen vaststellingsovereenkomst
Met het genoemde wettelijke uitgangspunt is de kous niet af. Integendeel, op het punt van de ontslagvergoeding kunnen werkgever en werknemer in de vaststellingsovereenkomst overeen komen wat zij willen. Niet goed voorstelbaar is dat een werknemer in zou stemmen met een lager bedrag aan ontslagvergoeding, dan het bedrag van de transitievergoeding. De transitievergoeding krijgt hij immers sowieso, indien zijn werkgever van hem af wil en de moeite neemt een omslachtige ontslagprocedure te bewandelen. Bij het onderhandelen over een vaststellingsovereenkomst zit er voor de werknemer dus meestal meer in, dan het bedrag van de transitievergoeding.

Informatieplicht werkgever?
Is een werkgever nu verplicht om in het kader van de onderhandeling over een vaststellingsovereenkomst, de werknemer te informeren over zijn mogelijke recht op een transitievergoeding, indien de arbeidsovereenkomst zou worden opgezegd of ontbonden? De Rechtbank Midden-Nederland oordeelde van niet. Deze rechter vond dat de WWZ diverse mededelingsplichten voor de werkgever kent, maar zo’n algemene spreekplicht niet in de wet is opgenomen. Zo’n spreekplicht vloeit ook niet voort uit de algemene norm van “goed werkgeverschap”. Verder heeft de rechter meegewogen dat de werknemer wettelijk een bedenktijd toekomt om de vaststellingsovereenkomst zonder opgave van reden te ontbinden. Daarmee zijn de belangen van de werknemer voldoende gewaarborgd, aldus de rechter.